ECLI:NL:CRVB:2014:3194
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op uitbetaling van WAO-uitkering naast WAZ-uitkering
In deze zaak heeft appellant, die sinds 1991 recht heeft op uitkering op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de situatie van appellant onder het overgangsrecht valt, zoals vastgelegd in artikel VII van de Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen (Inga). Dit houdt in dat de WAO-uitkering slechts wordt uitbetaald voor zover deze de WAZ-uitkering overtreft.
Appellant stelde dat hij recht had op zowel de volledige WAO-uitkering als de volledige WAZ-uitkering, maar het Uwv had in een eerder besluit bepaald dat de WAO-uitkering alleen zou worden uitbetaald voor het bedrag dat de WAZ-uitkering overtreft. Appellant voerde aan dat hij een aanbod van het Uwv had aanvaard voor een vrijwillige WAO-verzekering naast de WAZ-uitkering, maar de Raad oordeelde dat deze stelling niet gevolgd kon worden. De Raad bevestigde dat de strikte toepassing van artikel 84a van de WAO van toepassing is en dat het hoger beroep van appellant niet slaagde.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer op 26 september 2014, met A.I. van der Kris als voorzitter en E.W. Akkerman en R.P.Th. Elshoff als leden.