ECLI:NL:CRVB:2014:3146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking bijstandsbesluit door college
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Appellant, vertegenwoordigd door mr. I. Rhodes, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die op 13 augustus 2013 de bijstand van appellant had ingetrokken. Het college verklaarde het bezwaar tegen deze intrekking op 7 november 2013 niet-ontvankelijk. De voorzieningenrechter had het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zich gericht op de proceskosten en niet op de inhoud van de aangevallen uitspraak. Het college heeft op 9 januari 2014 een nieuw besluit genomen, waarbij het eerdere besluit is herroepen en appellant met terugwerkende kracht bijstand is verleend. Appellant heeft in april 2014 aangegeven enkel aanspraak te maken op een vergoeding van de proceskosten.
De Raad heeft geoordeeld dat appellant geen procesbelang heeft bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, omdat hij geen oordeel daarover wenst. Desondanks heeft de Raad vastgesteld dat het college volledig tegemoet is gekomen aan de verzoeken van appellant. De Raad heeft besloten dat, ondanks het feit dat het college aan appellant is tegemoetgekomen, er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de regel van proceskostenveroordeling rechtvaardigen. Daarom is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.461,-, inclusief griffierecht van € 162,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.