ECLI:NL:CRVB:2014:3145
Centrale Raad van Beroep
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding na intrekking verzoek om voorlopige voorziening omdat het college geheel aan verzoeker is tegemoetgekomen
In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I. Rhodes, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 28 november 2013 het beroep van verzoeker tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaard. Dit besluit betrof de intrekking van de bijstandsverlening aan verzoeker per 5 augustus 2013. Verzoeker heeft vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar dit verzoek is op 12 februari 2014 ingetrokken, omdat het college inmiddels had besloten om verzoeker met terugwerkende kracht bijstand te verlenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak geoordeeld over de proceskostenvergoeding. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener tegemoet is gekomen. Het college heeft aangevoerd dat er geen plaats is voor een proceskostenveroordeling, omdat verzoeker uit coulance bijstand heeft gekregen. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de regel van proceskostenvergoeding rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter heeft het college dan ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker, die zijn begroot op € 487,- voor verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan op 23 september 2014 en is openbaar uitgesproken. De beslissing is ondertekend door de voorzieningenrechter Y.J. Klik en griffier J.T.P. Pot.