ECLI:NL:CRVB:2014:3063
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die sinds 1 mei 2001 als inpakster werkzaam was. Appellante meldde zich op 26 augustus 2002 ziek vanwege lichamelijke klachten en ontving een WAO-uitkering, die in 2007 werd ingetrokken omdat zij minder dan 15% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een periode van werkloosheid meldde appellante zich opnieuw ziek in 2008 en 2011, maar het Uwv concludeerde dat zij geschikt was voor de maatgevende arbeid. De rechtbank Arnhem verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het medisch onderzoek door de verzekeringsarts zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies. De Raad bevestigde dat appellante per 23 februari 2012 weer in staat was om te werken, en dat de functie van koekjesinpakker voor haar geschikt was. De Raad oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde medische informatie niet leidde tot een ander oordeel over de gezondheidstoestand van appellante op de datum in geding. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.