ECLI:NL:CRVB:2014:3036
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant had bijstand aangevraagd op 22 augustus 2011, maar zijn aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de appellant onvoldoende inlichtingen had verstrekt over zijn financiële situatie in de maanden voorafgaand aan zijn aanvraag. De rechtbank had de afwijzing van het college vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gehouden, omdat het college op goede gronden had geconcludeerd dat de appellant niet had aangetoond in bijstandbehoevende omstandigheden te verkeren.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant, die eerder bijstand ontving, niet voldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn middelen van bestaan. De appellant had een huurcontract op zijn naam staan en huurde een woning voor € 1.100,- per maand, maar had geen inzicht gegeven in hoe hij deze kosten had gedekt. De Raad oordeelde dat de appellant niet had voldaan aan zijn inlichtingenverplichting, wat essentieel is voor de beoordeling van zijn aanvraag. De overgelegde verklaringen van derden waren te summier en niet ondersteund door objectieve bewijsstukken.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze was aangevochten, en oordeelde dat de appellant geen recht had op bijstand omdat hij niet had aangetoond hoe hij in zijn levensonderhoud had voorzien. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.