ECLI:NL:CRVB:2014:3028
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand op grond van niet verstrekken van gevraagde bewijsstukken
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsuitkering van appellant op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Appellant ontving sinds 1 juni 2006 bijstand, maar na een signaal van de belastingdienst over onbekende bankrekeningen, werd hij uitgenodigd om bewijsstukken te overleggen. Appellant heeft niet tijdig de gevraagde documenten ingeleverd, wat leidde tot opschorting van zijn bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de bijstand op 10 februari 2012 ingetrokken, omdat appellant niet op een afspraak was verschenen en geen bewijsstukken had overgelegd. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het opschortingsbesluit in rechte vaststaat en dat hij niet op de afspraak hoefde te verschijnen. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat appellant niet tijdig de gevraagde informatie heeft verstrekt en dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellant niet gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een verlenging van de termijn voor het aanleveren van de gegevens. De Raad concludeert dat de intrekking van de bijstand op formele gronden terecht is gebeurd, en dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.