ECLI:NL:CRVB:2014:3019
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet door gebrek aan geldige verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Leeuwarden. De appellante, een Georgische vrouw die sinds 2000 in Nederland verblijft, had een aanvraag om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) ingediend. Deze aanvraag werd afgewezen omdat zij niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning. De Raad oordeelde dat appellante geen recht op kinderbijslag kon ontlenen aan het nationale recht, en dat ook het internationale recht geen uitzondering bood op de uitsluiting van de verzekering voor de AKW vanwege het ontbreken van een verblijfstitel.
De Raad verwees naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad, waarin werd vastgesteld dat het onderscheid op basis van nationaliteit en verblijfsstatus legitiem is en gerechtvaardigd kan worden door toereikende argumenten. De Raad concludeerde dat er geen schrijnende omstandigheden waren die aanleiding gaven om het koppelingsbeginsel buiten toepassing te laten. De gemachtigde van appellante had verzocht om de procedure aan te houden in afwachting van een uitspraak van het VN-Mensenrechtencomité, maar de Raad zag hier geen aanleiding toe.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de appellante niet in aanmerking kwam voor kinderbijslag, aangezien zij niet voldeed aan de voorwaarden van de AKW. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van het koppelingsbeginsel en de beperkte mogelijkheden voor uitzonderingen op basis van internationale verdragen.