ECLI:NL:CRVB:2014:2992
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor de functie van wikkelaar
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellante, die zich op 30 mei 2008 ziek meldde voor haar functie als assistent-medewerker customer services. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) concludeerde na onderzoek dat appellante per 27 augustus 2010 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was. Appellante werd geschikt geacht voor de functie van wikkelaar, ondanks haar aanpassingsstoornis.
Appellante meldde zich op 25 oktober 2010 opnieuw ziek, maar na verder onderzoek concludeerde het Uwv dat er per 12 september 2011 geen medische belemmeringen meer waren om de functie van wikkelaar te vervullen. De uitkering op grond van de Ziektewet werd beëindigd, wat door appellante werd bestreden. De rechtbank 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond, waarbij zij de door appellante ingebrachte verslagen als tardief beschouwde.
In hoger beroep handhaafde appellante haar standpunt dat zij niet in staat was om de maatgevende arbeid te verrichten. Het Uwv vroeg bevestiging van de eerdere uitspraak. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen reden was om aan de geschiktheid van appellante voor de functie van wikkelaar te twijfelen. De rechtbank had terecht de ingebrachte stukken van appellante buiten beschouwing gelaten, omdat deze geen nieuwe informatie bevatten die de conclusie van het Uwv konden weerleggen. Het hoger beroep van appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd.