ECLI:NL:CRVB:2014:2990
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid van verpleegkundige na het aannemen van geschenken van een ex-patiënt
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 september 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WW-uitkering aan appellant, een verpleegkundige. Appellant was in dienst bij een zorginstelling en had gedurende zijn dienstverband geschenken ontvangen van een ex-patiënt, mevrouw [X.]. De Raad oordeelde dat appellant, ondanks zijn bewering dat hij niet in functie was tijdens de schenkingen, zich had moeten realiseren dat het aannemen van geschenken van een zorgvrager in strijd was met de geldende regels en de integriteit van de zorgverlening in gevaar bracht. De werkgeefster had een strikte naleving van deze regels vereist en appellant had bij de eerste schenking melding moeten maken aan zijn werkgever.
De Raad bevestigde dat het gedrag van appellant een dringende reden voor ontslag vormde, wat leidde tot zijn verwijtbare werkloosheid. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant in strijd met de CAO Ziekenhuizen en de Nationale Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden had gehandeld. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de toepassing van deze regels op appellant, aangezien hij gedurende zijn dienstverband in contact was met mevrouw [X.].
De Raad oordeelde dat het Uwv de WW-uitkering terecht had geweigerd, omdat appellant niet had aangetoond dat er sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het verzoek om vergoeding van wettelijke rente werd afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, waarbij de Raad de ernst van de gedragingen van appellant en het verlies van vertrouwen door de werkgeefster in aanmerking nam.