ECLI:NL:CRVB:2014:2981
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering teveel betaald voorschot Werkloosheidswet na startperiode
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een teveel betaald voorschot op de Werkloosheidswet (WW) aan appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellante was vanaf 1 december 2006 in aanmerking voor een WW-uitkering en had met toestemming van het Uwv een opleiding tot coach gevolgd. Tijdens deze opleiding had zij begeleidingswerkzaamheden verricht waarvoor zij betaald werd. In een gesprek met een re-integratiecoach van het Uwv op 2 augustus 2007 werd haar toestemming gegeven voor een startperiode, waarin haar WW-uitkering doorliep, maar 70% van haar inkomsten als zelfstandige in mindering zou worden gebracht. Het Uwv heeft later vastgesteld dat appellante tijdens deze startperiode meer had verdiend dan zij had opgegeven, wat leidde tot een terugvordering van € 11.328,41.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellante geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de eerdere besluiten van het Uwv, omdat deze duidelijk maakten dat de uitkering als voorschot werd verstrekt en dat terugvordering mogelijk was. In hoger beroep heeft appellante gesteld dat zij foutief is voorgelicht door het Uwv en dat zij op deze voorlichting mocht vertrouwen. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de informatie die het Uwv verstrekte voldoende was en dat appellante had moeten navragen of bezwaar maken tegen het besluit.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 10 september 2014.