ECLI:NL:CRVB:2014:2980
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WIA-uitkering op basis van medische en arbeidskundige beoordeling
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellant, die zich op 17 september 2008 ziek meldde vanwege oogklachten en later ook schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde appellant per 15 september 2010 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank Breda oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de medische beperkingen van appellant correct hadden vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 30 juli 2014 werd appellant bijgestaan door zijn advocaat, mr. B.J. Visser, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. W.P.F. Oosterbos. Appellant herhaalde zijn standpunt dat hij ten onrechte niet in aanmerking was gebracht voor een WIA-uitkering, met name omdat de functie van besteller post/pakketten (auto) volgens hem niet geschikt was vanwege schouderbelasting.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de gronden die appellant in hoger beroep aanvoerde, reeds eerder waren besproken en voldoende waren onderbouwd door de rechtbank. Er was geen nieuwe medische informatie overgelegd die de eerdere bevindingen zou kunnen ondermijnen. De Raad concludeerde dat het medisch onderzoek adequaat was en dat er geen reden was om te twijfelen aan de arbeidskundige geschiktheid van appellant voor de functie van besteller post/pakketten (auto). De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.