ECLI:NL:CRVB:2014:2973
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand op basis van onduidelijke eigendomssituatie van woning in Marokko
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 1991 bijstand ontvangen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De rechtbank had het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nijkerk ongegrond verklaard. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat appellanten geen recht op bijstand hadden omdat zij over vermogen beschikten dat het vrij te laten vermogen overschreed, namelijk een woning in Marokko.
De Raad oordeelt dat het college onvoldoende bewijs heeft geleverd dat appellanten eigenaar zijn van de woning in Marokko. De waarde van de woning was getaxeerd op € 86.130,-, maar het is onduidelijk welk deel van deze waarde aan appellanten kan worden toegerekend. De Raad stelt vast dat het college de inlichtingenverplichting van appellanten niet correct heeft beoordeeld. Appellanten hebben weliswaar geen melding gemaakt van de woning, maar het college had de nodige kennis over relevante feiten en omstandigheden moeten vergaren om de intrekking van de bijstand te rechtvaardigen.
De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van het college, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Dit betekent dat appellanten in principe geen recht hebben op bijstand, maar dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd om de intrekking te rechtvaardigen. De Raad veroordeelt het college in de proceskosten van appellanten, die in totaal € 1.984,- bedragen. De uitspraak is gedaan op 2 september 2014.