ECLI:NL:CRVB:2014:286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- J.S. van der Kolk
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die in 1979 volledig arbeidsongeschikt raakte na een auto-ongeluk. Aanvankelijk werd hem een uitkering toegekend op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar na meerdere herkeuringen werd deze verlaagd naar 25 tot 35%. In 2010 verzocht appellant om een herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid, omdat hij meende dat zijn gezondheid was verslechterd. Het Uwv weigerde echter de uitkering te verhogen, omdat er geen toegenomen arbeidsongeschiktheid was vastgesteld. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde zijn beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn nek- en rugklachten ten onrechte niet waren meegenomen in de beoordeling. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen bewijs was dat deze klachten aan de ziekmelding in 1979 ten grondslag lagen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht geen rekening had gehouden met de door appellant gestelde beperkingen.