ECLI:NL:CRVB:2014:2839
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.J.T. van den Corput
- D.J. van der Vos
- A.I. van der Kris
- Rechtspraak.nl
Weigering heropening WAO-uitkering wegens gebrek aan toegenomen arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van appellant te heropenen. Appellant, die eerder een uitkering ontving vanwege arbeidsongeschiktheid, had zich in 2008 ziek gemeld met toegenomen klachten. Het Uwv weigerde echter de uitkering te heropenen, omdat er volgens hen geen sprake was van een periode van vier weken van toegenomen arbeidsongeschiktheid. In hoger beroep heeft het Uwv zijn standpunt herzien en erkend dat de beperkingen van appellant zijn toegenomen, maar stelde dat deze toename niet leidde tot een relevante toename van de mate van arbeidsongeschiktheid.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat in hoger beroep niet langer in geschil is dat de beperkingen van appellant zijn toegenomen. De Raad heeft echter ook geconcludeerd dat de beoordeling van het Uwv op ondeugdelijke gronden was gebaseerd. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Dit betekent dat appellant geen recht heeft op een WAO-uitkering, maar dat de motivering van het Uwv in het bestreden besluit niet correct was.
De Raad heeft ook een proceskostenveroordeling uitgesproken, waarbij het Uwv werd veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtsbijstand van appellant, die in totaal € 2.191,50 bedragen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep en is openbaar uitgesproken op 30 juli 2014.