ECLI:NL:CRVB:2008:BG4557
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- Rechtspraak.nl
Weigering verhoging WAO-uitkering op basis van toegenomen beperkingen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de WAO-uitkering van de appellant te verhogen, werd bevestigd. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep vond plaats op 7 november 2008. De appellant had in hoger beroep gesteld dat zijn arbeidsbeperkingen op de datum in geding, 12 april 2005, door het Uwv waren onderschat en dat er wel degelijk sprake was van een toename van zijn klachten en beperkingen die langer dan vier weken had geduurd. Hij verwees naar zijn behandeling bij een geestelijke gezondheidszorginstelling in 2005.
De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat er geen toegenomen beperkingen waren die voortkwamen uit dezelfde oorzaak als de arbeidsongeschiktheid waarvoor de appellant een uitkering ontving. De rechtbank had uitvoerig gemotiveerd waarom het medisch onderzoek in de primaire en bezwaar-fase zorgvuldig was geweest en waarom het oordeel van de artsen van het Uwv dat de arbeidsbeperkingen van de appellant op 12 april 2005 niet waren toegenomen, juist was. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was om een nader arbeidskundig onderzoek te laten plaatsvinden, aangezien er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van de vaststelling van toegenomen beperkingen in het kader van de WAO en de rol van medisch onderzoek in dit proces. De Raad concludeerde dat de appellant in hoger beroep geen nieuwe gegevens had ingebracht die de juistheid van het medisch oordeel van de artsen van het Uwv in twijfel konden trekken. De uitspraak werd gedaan door J.W. Schuttel, in tegenwoordigheid van M. Lochs als griffier.