In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, geboren op 5 december 1979, had op 15 januari 2009 een Wajong-uitkering aangevraagd vanwege psychische problematiek die sinds haar jeugd bestond. Het Uwv weigerde de uitkering op basis van de vaststelling dat appellante minder dan 25% arbeidsongeschikt was. In bezwaar heeft appellante aangevoerd dat haar medische beperkingen door het Uwv zijn onderschat en heeft zij aanvullende medische informatie overgelegd. De bezwaarverzekeringsarts heeft de medische beperkingen herzien, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank Utrecht heeft de eerdere beslissing van het Uwv bevestigd, maar appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zittingen in hoger beroep zijn er nadere medische stukken ingediend en is er een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere vaststelling van haar belastbaarheid voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De bezwaarverzekeringsarts had de relevante medische informatie in overweging genomen en de bezwaararbeidsdeskundige had de geschiktheid van de voorgehouden functies adequaat toegelicht.
De Raad oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat de toelichting op de geschiktheid van de functies ondeugdelijk was gemotiveerd. Daarom werd de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep gegrond verklaard. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit werden in stand gelaten, en het Uwv werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak voor een deugdelijke motivering van besluiten door het Uwv.