ECLI:NL:CRVB:2014:2771
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- M. Hillen
- A.M. Overbeeke
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 16 december 2011 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Bollenstreek heeft de bijstand ingetrokken omdat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden als directeur-grootaandeelhouder van een vennootschap. Na een onderzoek door de sociale recherche, dat onder andere dossieronderzoek en verhoren omvatte, concludeerde het dagelijks bestuur dat appellant onterecht bijstand ontving en vorderde een bedrag van € 7.756,37 terug.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het dagelijks bestuur ongegrond. Appellant ging in hoger beroep en voerde aan dat hij voldoende gegevens had overgelegd om zijn recht op bijstand vast te stellen. Hij stelde dat het dagelijks bestuur al op de hoogte was van zijn werkzaamheden en dat het niet redelijk was om volledige terugvordering te eisen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant zijn inlichtingenverplichting inderdaad had geschonden en dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat hij recht had op bijstand. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en stelde dat het dagelijks bestuur bevoegd was om de bijstand in te trekken en terug te vorderen. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om aannemelijk te maken dat hij recht had op bijstand, wat hij niet had gedaan. De beslissing van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.