ECLI:NL:CRVB:2014:273
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van verblijfstitel en internationale rechtspraak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van kinderbijslag aan appellant, die in Nederland verblijft zonder geldige verblijfstitel. Appellant, geboren in Turkije, heeft in 2006 een asielaanvraag ingediend die is afgewezen. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag om kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) afgewezen, omdat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft. De rechtbank Utrecht heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij zich baseerde op eerdere uitspraken van de Raad die het koppelingsbeginsel bevestigden. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat deze weigering in strijd is met internationale verdragen, zoals het EVRM, en heeft een klacht ingediend bij het VN-Mensenrechtencomité. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om de procedure aan te houden in afwachting van de uitkomsten van het VN-Mensenrechtencomité. De Raad bevestigde dat appellant geen recht op kinderbijslag kan ontlenen aan het nationale of internationale recht, en dat het koppelingsbeginsel gerechtvaardigd is. De uitspraak van de rechtbank werd derhalve bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.