ECLI:NL:CRVB:2014:2716
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van Wajong-aanvraag na beoordeling van medische beperkingen en functionele mogelijkheden
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1990, op 9 mei 2011 een aanvraag ingediend voor een uitkering op basis van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong) vanwege een lichte verstandelijke beperking. Deze aanvraag werd op 21 juli 2011 afgewezen na een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 7 november 2011 ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat appellante op de datum waarop zij aanspraak zou kunnen maken op een Wajong-uitkering, benutbare mogelijkheden had voor arbeid en in staat was ten minste 75% van het minimumloon te verdienen.
De rechtbank Breda verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit op 13 juli 2012 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen de verstandelijke beperkingen van appellante in hun beoordeling hadden meegenomen. De rechtbank concludeerde dat de door het Uwv vastgestelde beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 1 november 2011 correct waren en dat appellante de voorgehouden functies kon verrichten zonder relevant verlies aan verdienvermogen.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat zij zwaardere begeleiding en toezicht nodig heeft dan door de rechtbank was aangenomen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de gronden van appellante in essentie een herhaling waren van de eerder besproken argumenten en dat deze niet konden slagen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en bevestigde de aangevallen uitspraak, waarbij werd vastgesteld dat appellante geen medische stukken had overgelegd die haar stelling onderbouwden dat zij meer of anders beperkt was dan in de FML was opgenomen.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 juli 2014.