ECLI:NL:CRVB:2014:2715
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na zwangerschap en bevalling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellante, die zich arbeidsongeschikt had gemeld na haar zwangerschap en bevalling. Appellante, die voorheen als opbouwwerker werkte, had zich op 29 augustus 2009 arbeidsongeschikt gemeld. Na een medische beoordeling door het Uwv werd vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zij stelde dat haar klachten onvoldoende waren beoordeeld en dat er sprake was van een duidelijke diagnose met betrekking tot haar rugklachten.
De Raad heeft in zijn beoordeling de medische grondslag van het bestreden besluit onderschreven. Er was sprake van een zorgvuldig uitgevoerd medisch onderzoek, waarbij rekening was gehouden met de informatie van de behandelend artsen. De Raad concludeerde dat de door het Uwv vastgestelde functionele mogelijkheden van appellante correct waren en dat er geen aanwijzingen waren dat haar psychische klachten waren miskend. De Raad oordeelde dat de in hoger beroep overgelegde informatie van een psycholoog niet relevant was voor de datum in geding, aangezien deze informatie betrekking had op een periode na de afwijzing van de WIA-uitkering.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslagen waren voor de beslissing van het Uwv en dat appellante niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering.