ECLI:NL:CRVB:2014:2707
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 23 oktober 2000 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 11 juni 2013 een eerder besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden had bekrachtigd. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een anonieme melding over de financiële situatie van appellanten, die leidde tot een onderzoek door de Sociale Recherche Fryslân. Dit onderzoek onthulde dat appellanten mogelijk inkomsten hadden uit de handel in boten en auto’s, maar zij hadden geen inzicht gegeven in hun financiële situatie en schonden daarmee hun inlichtingenverplichting.
Het college heeft op 26 juni 2012 de bijstand van appellanten met ingang van 1 mei 2012 ingetrokken, omdat zij zelf hadden aangegeven geen bijstand meer nodig te hebben. Daarnaast werd op 3 juli 2012 besloten om de bijstand over de periode van 1 januari 2008 tot en met 30 april 2012 in te trekken en een bedrag van € 77.285,86 terug te vorderen. Dit besluit werd deels herzien op 20 december 2012, waarbij het terugvorderingsbedrag werd verlaagd tot € 63.594,44.
In hoger beroep voerden appellanten aan dat er onvoldoende bewijs was voor de aantijgingen uit de anonieme melding en dat hun inkomsten uit de handel in boten en auto’s veel lager waren dan het college had aangenomen. De Raad oordeelt echter dat appellanten de op hen rustende inlichtingenverplichting hebben geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af, zonder veroordeling in de proceskosten.