ECLI:NL:CRVB:2014:258
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 12 mei 1995 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo had de bijstand beëindigd en teruggevorderd na een onderzoek dat had aangetoond dat appellante niet had gemeld dat zij in het bezit was van een bankkluis met contant geld. Dit onderzoek omvatte dossieronderzoek, observaties en een huisbezoek, waarbij een aanzienlijk bedrag aan contanten werd aangetroffen in haar woning.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij met haar inkomen, bestaande uit bijstandsuitkering, kinderbijslag en vergoedingen uit vrijwilligerswerk, had kunnen sparen. De Raad oordeelde echter dat appellante niet had aangetoond dat het geld in de bankkluis en het aangetroffen contante bedrag afkomstig was van haar gespaarde inkomen. De Raad concludeerde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door het college niet te informeren over het bezit van de bankkluis en het contante geld. Dit leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de beroepsgronden van appellante geen doel troffen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.