ECLI:NL:CRVB:2014:2516
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de intrekking van de WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van medische en arbeidskundige gronden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de intrekking van de WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante, die zich op 14 juli 2007 ziek meldde met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellante eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar trok deze in na bezwaren van de werkgever. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze intrekking ongegrond verklaard, en appellante ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv zich terecht op het standpunt stelde dat appellante, gezien de vastgestelde beperkingen, geschikt was voor haar eigen werk en voor andere functies. De Raad bevestigde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld dat het bestreden besluit op een deugdelijke arbeidskundige grondslag berustte. De door appellante ingebrachte medische informatie werd niet als nieuw of overtuigend genoeg beschouwd om de eerdere conclusies van het Uwv te weerleggen. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de rapporten van de verzekeringsartsen van het Uwv.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De zaak benadrukt het belang van zorgvuldige medische en arbeidskundige beoordelingen in het kader van sociale zekerheidsrecht.