ECLI:NL:CRVB:2014:2492
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de buitenlandbijdrage voor zorgverzekering van een appellant woonachtig in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een in Schotland woonachtige man, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Zorginstituut Nederland, dat de buitenlandbijdrage voor zijn zorgverzekering had vastgesteld. De appellant was van mening dat hij niet verdragsgerechtigd was en dat zijn FPU-uitkering niet onder de werkingssfeer van de relevante Europese verordening viel. De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de eerdere besluiten van het Zorginstituut en de relevante wetgeving. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant recht had op zorg in zijn woonland en dat hij een buitenlandbijdrage verschuldigd was. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden gevonden die tot een ander oordeel zouden leiden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.