ECLI:NL:CRVB:2014:2430
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijstand op basis van onvoldoende financiële gegevens en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de weigering van bijstand aan betrokkene, die sinds 1 november 1990 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De bijstand werd per 1 november 2010 beëindigd en herzien naar de norm voor gehuwden, omdat betrokkene had verzwegen dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon. Na een nieuwe aanvraag voor bijstand op 22 augustus 2011, werd deze afgewezen omdat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat haar woonsituatie was gewijzigd.
De rechtbank had in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de gemeente onvoldoende onderzoek had gedaan naar de woonsituatie van betrokkene, maar in hoger beroep oordeelde de Raad dat de rechtbank niet zelf in de zaak had kunnen voorzien door te bepalen dat betrokkene recht had op bijstand. De Raad stelde vast dat betrokkene onvoldoende informatie had verstrekt over haar financiële situatie, wat essentieel is voor de beoordeling van het recht op bijstand. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting kan leiden tot afwijzing van de aanvraag.
Uiteindelijk oordeelde de Raad dat de rechtsgevolgen van het door de rechtbank vernietigde besluit in stand blijven, omdat betrokkene niet had aangetoond dat zij in de te beoordelen periode verkeerde in bijstandbehoevende omstandigheden. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze was aangevochten, en de Raad bevestigde de afwijzing van de bijstandsaanvraag.