Uitspraak
OVERWEGINGEN
1 september 1992 niet verzekerd was voor de, destijds geldende, Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW), omdat zij geen ingezetene was. Nu appellante geen recht heeft op een AAW-uitkering omdat zij op 1 september 1992 geen ingezetene was, is terecht bij besluit van 14 april 2008 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) geweigerd en is het bezwaar bij het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard. Subsidiair heeft het Uwv het standpunt ingenomen dat, indien geoordeeld zou worden dat appellante wel als ingezetene moet worden aangemerkt, desalniettemin terecht een Wajong-uitkering is geweigerd omdat zij de wachttijd niet heeft vervuld, nu zij per 1 september 1992 en per 1 september 1993 minder dan 25% arbeidsongeschikt is.
26 maart 2013 een rapport uitgebracht. Hij heeft vastgesteld dat bij appellante in de periode van het schooljaar 1992/1993 en van[geboortedatum] 1992 tot en met 17 november 1993 sprake was van een actieve evoluerende vorm van de ziekte van Bechterew en dat pas met ingang van 2 december 1993 een verbetering van de ziektelast plaatsvond. Daarom heeft hij geconcludeerd dat de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 22 september 2008, versie 07:42 (FML1), ziet op zowel de eerste ziektedag van 1 september 1992 als op de datum einde wachttijd van 1 september 1993. Nu er per 2 december 1993 sprake was van een aanmerkelijke verbetering van de ziektelast, is de FML van 22 september 2008, versie 07:46 (FML2), van toepassing op die datum en, gelet op de beschikbare informatie, ook op de door het Uwv gehanteerde beoordelingsdatum van 5 februari 1994.
29 september 2008 theoretische schattingen uitgevoerd op basis van FML1 en op basis van FML2. In beide gevallen heeft hij functies geselecteerd waarmee appellante meer zou kunnen verdienen dan het voor haar vastgestelde maatmaninkomen. Hij heeft de geschiktheid van deze functies voor appellante overtuigend toegelicht. Hiermee is afdoende onderbouwd dat appellante zowel op 1 september 1992, de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, als per einde wachttijd van 1 september 1993, niet arbeidsongeschikt was. Terecht is dan ook de weigering om een Wajong-uitkering toe te kennen gehandhaafd bij het bestreden besluit.
€ 404,80 in verband met door medisch adviseur Schakel aan appellante uitgebrachte verslagen, in totaal € 1.865,80. De kosten in hoger beroep worden begroot op € 1.948,- voor verleende rechtsbijstand en op € 181,50 in verband met een nader verslag van Schakel en op
€ 48,70 in verband met door appellante gemaakte reiskosten, in totaal € 2.178,20. Het totaalbedrag aan proceskostenveroordeling in beroep en hoger beroep komt hiermee op
€ 4.044,-.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 1 december 2008;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in beroep tot een bedrag van
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht in beroep en in hoger beroep van in totaal € 154,- vergoedt.
E.W. Akkerman als leden, in tegenwoordigheid van M.P. Ketting als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2014.