ECLI:NL:CRVB:2013:2603
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over gebreken in de voorbereiding en motivering van een Wajong-uitkering
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt ingegaan op de gebreken in de voorbereiding en de motivering van het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de Wajong-uitkering van appellante. Appellante, geboren in 1974, heeft in 2008 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv werd geweigerd. De Raad heeft vastgesteld dat de bezwaarverzekeringsarts de eerste arbeidsongeschiktheidsdag op 1 september 1992 heeft vastgesteld, maar dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de vraag of appellante op de relevante data arbeidsongeschikt was. De Raad heeft een deskundige benoemd, die concludeerde dat er in de periode van 15 september 1992 tot 17 november 1993 sprake was van een actieve evoluerende ziekte van Bechterew, maar dat de situatie na 5 februari 1994 verbeterd was. De Raad oordeelt dat het Uwv niet voldoende heeft onderzocht of appellante haar ingezetenschap in Nederland heeft behouden en of zij als studerende arbeidsongeschikt is geworden. De Raad draagt het Uwv op om binnen zes weken het besluit te herstellen, rekening houdend met de geldende wet- en regelgeving en de overgangsbepalingen van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wajong.