Uitspraak
19 september 2012, 12/3217 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 juli 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Delft tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en de bezwaren tegen eerdere besluiten van het college vernietigd. De Raad oordeelde dat de bezwaren van betrokkene ten onrechte niet-ontvankelijk waren verklaard, omdat zij nog steeds procesbelang had, ondanks het feit dat haar eervol ontslag was verleend. Betrokkene had schade geleden door de besluiten van het college, wat haar belang bij een inhoudelijke beoordeling door de rechter onderstreepte.
De Raad beoordeelde ook de disciplinaire maatregelen die aan betrokkene waren opgelegd, waaronder een voorwaardelijk ontslag. Het college had betrokkene gestraft omdat zij niet was verschenen op afspraken met de bedrijfsarts en haar leidinggevende. De Raad kwam tot de conclusie dat betrokkene vanwege haar geestelijke toestand niet kon worden verweten dat zij niet op deze afspraken was verschenen. De medische gegevens gaven aan dat betrokkene niet in staat was om in het betreffende pand te verschijnen, en de Raad oordeelde dat het college zich niet had mogen baseren op het oordeel van de bedrijfsarts zonder voldoende onderbouwing.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het college werd veroordeeld in de proceskosten van betrokkene. De Raad benadrukte dat de belangen van betrokkene in deze zaak zwaar wogen, en dat de eerdere besluiten van het college niet in stand konden blijven.