ECLI:NL:CRVB:2014:2380
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens gezamenlijke huishouding en schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de intrekking van bijstand van appellante, die sinds 22 juni 2008 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De intrekking vond plaats naar aanleiding van een melding dat appellante samenwoonde met haar ex-partner, G.I. [naam 1]. De Regionale Sociale Recherche Nieuwegein voerde een onderzoek uit naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij verschillende getuigen werden gehoord en waarnemingen werden verricht. Op basis van de onderzoeksresultaten concludeerde het college van burgemeester en wethouders van De Ronde Venen dat appellante en [naam 1] sinds 4 maart 2009 een gezamenlijke huishouding voerden, wat appellante niet had gemeld, en trok de bijstand per 4 maart 2009 in.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding. De Raad overweegt dat de beoordeling van de gezamenlijke huishouding afhankelijk is van de feitelijke situatie en dat het aan het college is om te bewijzen dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. De Raad concludeert dat de gedingstukken voldoende bewijs bieden voor het standpunt van het college dat appellante en [naam 1] in de te beoordelen periode een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd. De verklaringen van appellante, [naam 1] en buurtbewoners ondersteunen deze conclusie. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.