ECLI:NL:CRVB:2014:2326
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking van voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer tegen een uitspraak van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had geoordeeld dat de intrekking van de aan betrokkene verleende voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) niet gerechtvaardigd was. Betrokkene, geboren op 29 september 1971, heeft een incomplete dwarslaesie als gevolg van een fietsongeval in 2005, wat leidt tot pijnklachten en beperkingen in haar functioneren. Appellant had eerder aan betrokkene hulp bij het huishouden toegekend, maar trok deze voorzieningen in op basis van een rapport van Argonaut, waarin werd gesteld dat betrokkene in staat zou zijn om huishoudelijke taken zelfstandig uit te voeren. De rechtbank oordeelde echter dat het rapport van Argonaut niet voldoende inzichtelijk was gemotiveerd en dat het advies van SCIO het standpunt van betrokkene ondersteunde, dat zij niet in staat was om huishoudelijke taken te verrichten.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de bevindingen van Argonaut en SCIO overeenkomen en dat betrokkene wel degelijk in staat was om huishoudelijke taken uit te voeren. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat het rapport van Argonaut niet voldoende onderbouwd was. De Raad concludeert dat zonder nadere medische onderbouwing niet kan worden gesteld dat betrokkene in staat is om huishoudelijke taken zelfstandig uit te voeren. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep.