ECLI:NL:CRVB:2014:230
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van een WIA-uitkering aan appellante, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante, die als operatie-assistente werkte, viel op 10 november 2008 uit vanwege reumatoïde artritis. Op 29 september 2010 diende zij een aanvraag in voor een WIA-uitkering bij het Uwv. De verzekeringsarts J.T.H.M. Jagt stelde een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) op, waaruit bleek dat appellante per 30 december 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Het Uwv ontzegde haar de uitkering bij besluit van 30 november 2010.
Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een heroverweging door een bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank Roermond verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende aanknopingspunten waren om de conclusies van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek te betwijfelen. De informatie uit de behandelend sector was voldoende in de beoordeling meegenomen en er was geen bewijs dat de klachten van appellante verkeerd waren geïnterpreteerd.
In hoger beroep voerde appellante aan dat er nieuwe medische stukken waren die meer energetische beperkingen zouden aantonen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de nadien ingebrachte informatie niet meer was dan een herhaling van wat al bekend was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, omdat appellante niet in staat was om twijfel te zaaien over het standpunt van het Uwv. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met C.P.J. Goorden als voorzitter, en de proceskostenveroordeling werd afgewezen.