ECLI:NL:CRVB:2014:2280
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting door appellanten
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellanten, die sinds 1996 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die de beroepen van appellanten ongegrond verklaarde. De aanleiding voor de intrekking van de bijstand was een onderzoek door de sociale recherche naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening, waarbij werd vastgesteld dat appellanten bestuursfuncties vervulden bij een stichting en daaruit inkomsten verkregen, maar deze niet hadden gemeld. De rechtbank oordeelde dat de appellanten de inlichtingenverplichting hadden geschonden, wat leidde tot de conclusie dat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De Raad bevestigt de bevindingen van de rechtbank en stelt vast dat de stichting economisch actief was en dat appellanten meer dan alleen een papieren rol vervulden. De Raad wijst erop dat appellanten geen volledige en sluitende administratie van de stichting hebben bijgehouden, wat hen verplichtte om openheid van zaken te geven over hun inkomsten en uitgaven. De Raad concludeert dat de hoger beroepen niet slagen en bevestigt de aangevallen uitspraak, waarbij de intrekking en terugvordering van de bijstand wordt gehandhaafd. De Raad wijst ook op het feit dat de vrijspraak in een strafrechtelijke procedure niet van invloed is op de bestuursrechtelijke beoordeling van de zaak.