ECLI:NL:CRVB:2014:221
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Loonsanctie en onvoldoende re-integratie-inspanningen in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een B.V. tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot een loonsanctie. De Centrale Raad van Beroep heeft op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in deze kwestie. De B.V. had een werknemer die een aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had ingediend, maar deze aanvraag was te laat ingediend. Het Uwv had daarop besloten de periode waarin de B.V. loon moest doorbetalen te verlengen met 190 dagen, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend. Daarnaast had het Uwv een loonsanctie opgelegd omdat de B.V. onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. De rechtbank had het beroep van de B.V. tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarop de B.V. in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de B.V. onvoldoende had gedaan om de re-integratie van de werknemer te bevorderen. De bedrijfsarts had de werknemer na januari 2011 niet meer gezien en de B.V. had geen activiteiten ondernomen om de werknemer te re-integreren. De Raad concludeerde dat de B.V. niet had voldaan aan haar re-integratieverplichtingen, ondanks dat er mogelijkheden waren voor de werknemer om te re-integreren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat de loonsanctie gerechtvaardigd was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van werkgevers om actief bij te dragen aan de re-integratie van zieke werknemers en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen.