ECLI:NL:CRVB:2014:2192
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum van WWAJ-uitkering en terugwerkende kracht
In deze zaak gaat het om de ingangsdatum van een Wajong-uitkering voor appellante, die een aanvraag heeft ingediend op 18 mei 2011. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 januari 2012, waarin het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 2 augustus 2011 een Wajong-uitkering voor studerenden toegekend met ingang van 7 september 2011, maar appellante was van mening dat de uitkering met terugwerkende kracht tot haar 18e verjaardag moest ingaan, gezien haar handicap en het feit dat zij studeerde.
De Raad overweegt dat de bepalingen van de Wet Wajong erop gericht zijn dat de toe te kennen uitkering allereerst een arbeidsondersteuning betreft, en pas daarna een inkomensondersteuning. Het recht op arbeidsondersteuning kan niet met terugwerkende kracht worden toegekend, en om die reden is het ook niet mogelijk om met terugwerkende kracht inkomensondersteuning toe te kennen. De Raad verwijst naar eerdere uitspraken waarin deze dwingende volgorde is bevestigd.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de aanvraag van appellante onder de bepalingen van hoofdstuk 2 van de Wet Wajong valt, en dat er geen mogelijkheid is voor terugwerkende kracht. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.