Uitspraak
OVERWEGINGEN
4. Uit 3.1 tot en met 3.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het ontslag van appellant wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor zijn functie is bevestigd. Appellant was sinds 1980 werkzaam bij de Stichting Bestuur Openbaar Onderwijs Rotterdam, maar na een arbeidsconflict in 2000 en een periode van arbeidsongeschiktheid, heeft hij zijn functie niet meer kunnen vervullen. Ondanks verschillende pogingen van de stichting om appellant weer aan het werk te krijgen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de aangeboden mogelijkheden. In oktober 2011 is appellant eervol ontslag verleend op grond van artikel 4.7, aanhef en onder g, van de CAO Primair Onderwijs (PO). Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit ontslag, maar de stichting heeft dit ongegrond verklaard, omdat appellant niet in staat was zijn werkzaamheden duurzaam te hervatten. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat de stichting de ontslaggrond deugdelijk heeft gemotiveerd en dat er geen objectieve feiten zijn die de ongeschiktheid van appellant voor zijn functie onderbouwen. De Raad bevestigt dat het ontslag op goede gronden is verleend en dat er geen andere ontslaggrond had moeten worden aangevoerd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.