ECLI:NL:CRVB:2012:BX4799

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4602 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.G. Treffers
  • K.J. Kraan
  • A.A.M. Mollee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen ontslagbesluit

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin haar beroep ongegrond was verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 augustus 2012 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 11/4602 AW. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellante had ingediend tegen haar ontslag. Appellante was werkzaam als medisch secretaresse en ontving op 13 augustus 2010 een besluit waarin haar ontslag per 16 november 2010 werd meegedeeld. In een latere brief van 7 september 2010 werd enkel aanvullende informatie verstrekt, maar deze brief werd niet als een zelfstandig besluit beschouwd. De Raad oordeelde dat de brief van 7 september 2010 geen rechtsgevolg had en derhalve geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bezwaar dat appellante op 15 oktober 2010 indiende, werd niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, aangezien de bezwaartermijn op 13 augustus 2010 was aangevangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de noodzaak om duidelijkheid te hebben over de status van besluiten.

Uitspraak

11/4602 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 22 juni 2011, 11/1896 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
De Raad van Bestuur van het Leids Universitair Medisch Centrum (raad van bestuur)
Datum uitspraak 9 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De raad van bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. J. dos Santos. De raad van bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.L. de Vos.
Na de behandeling ter zitting is het onderzoek heropend en is de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. Nadat partijen schriftelijk toestemming hebben gegeven een nadere zitting achterwege te laten, is het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante was werkzaam als medisch secretaresse op de polikliniek [naam polikliniek]. Bij besluit van 10 februari 2010 is aan appellante, na de afsluiting van een formeel verbetertraject, meegedeeld dat zij ongeschikt of onbekwaam wordt geacht, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken, voor de functie van medisch secretaresse. Met toepassing van de Interne Regeling Herplaatsing is aan appellante voor de duur van negen maanden de herplaatsingsstatus verleend. Appellante heeft haar werkzaamheden als medisch secretaresse met onmiddellijke ingang moeten beëindigen. Tegen dit besluit van 10 februari 2010 heeft appellante bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van 7 juli 2010 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft appellante geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2. Bij besluit van 13 augustus 2010 is aan appellante meegedeeld dat zij met ingang van
16 november 2010 eervol ontslagen wordt op grond van artikel 12.11, eerste lid, onder e, van de CAO UMC. Vermeld is dat de akte van ontslag nog afzonderlijk zal worden toegezonden.
Bij brief van 7 september 2010 is aan appellante, naast de mededeling dat haar dienstverband eindigt per 16 november 2010, enige informatie gegeven die voor appellante van belang was bij de beëindiging van het dienstverband en is aan haar de ontslagakte toegezonden. Het namens appellante op 15 oktober 2010 gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit van
11 januari 2011 niet-ontvankelijk verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.
3.1. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de brief van 13 augustus 2010 moet worden beschouwd als een definitief besluit tot ontslag. Zeker gelet op de stellige formulering en de vermelding van de mogelijkheid tegen het besluit bezwaar te maken, is geen sprake van een vooraankondiging van een later nog te nemen ontslagbesluit. Het met het besluit beoogde rechtsgevolg, het eindigen van het dienstverband op 16 november 2010, is dan ook aan dit besluit van 13 augustus 2010 verbonden.
3.2. Uit het voorgaande volgt dat de brief van 7 september 2010 slechts een herhaling bevat van hetgeen reeds omtrent het ontslag in de brief van 13 augustus 2010 was opgenomen. Zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld, is de brief van 7 september 2010 dan ook niet gericht op enig zelfstandig rechtsgevolg en is de brief daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bezwaar dat namens appellante is gemaakt tegen de brief van 7 september 2010 is dus door de raad van bestuur op goede grond niet-ontvankelijk verklaard.
3.3. Voor zover het door appellante op 15 oktober 2010 ingediende bezwaarschrift gericht is tegen het besluit van 13 augustus 2010 geldt dat het bezwaar dan wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is. De bezwaartermijn tegen dat besluit is immers op 13 augustus 2010 aangevangen, aangezien het besluit met de verzending op die datum aan appellante op juiste wijze is bekend gemaakt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de raad van bestuur niet gehouden was het besluit toe te zenden aan de gemachtigde die appellante in een eerdere, met de beslissing op bezwaar van 7 juli 2010 afgesloten, procedure had bijgestaan.
3.4. Tenslotte ziet de Raad in de daartoe door appellante aangevoerde omstandigheden geen grond om te oordelen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In het door appellante ontvangen besluit is immers duidelijk aangegeven dat er sprake is van een ontslag en dat daartegen bezwaar kon worden gemaakt; indien appellante desondanks gemeend heeft dat zij dit nog kon nalaten, omdat er nog geen sprake was van een definitief ontslag, dan moeten de gevolgen van deze misvatting toch voor haar rekening komen.
4. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.G. Treffers als voorzitter en K.J. Kraan en A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2012.
(getekend) J.G. Treffers
(getekend) M.R. Schuurman
HD