ECLI:NL:CRVB:2014:2168

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juni 2014
Publicatiedatum
25 juni 2014
Zaaknummer
13-756 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en beoordeling van psychische belastbaarheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die eerder als schoonmaker werkzaam was. Appellant meldde zich ziek en ontving een ZW-uitkering na het eindigen van zijn dienstverband op 5 december 2009. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde deze uitkering per 9 augustus 2010. Appellant heeft vervolgens een WW-uitkering ontvangen en meldde zich opnieuw ziek op 30 mei 2011. Het Uwv kende hem op voorschotbasis een ZW-uitkering toe, maar concludeerde later dat appellant geen recht had op een ZW-uitkering vanaf 22 oktober 2010. Dit besluit werd door appellant bestreden, maar de rechtbank Alkmaar verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 april 2014, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft appellant betoogd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische gesteldheid, zoals blijkt uit een GAF-score van 40. Het Uwv heeft het standpunt ingenomen dat deze score niet automatisch wijst op ernstige beperkingen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de GAF-score niet als enige maatstaf kan dienen voor arbeidsongeschiktheid. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de stelling van appellant ondersteunen dat zijn belastbaarheid is overschat.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een ZW-uitkering. De beslissing is openbaar uitgesproken op 25 juni 2014, waarbij de Raad geen aanleiding ziet voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

13/756 ZW
Datum uitspraak: 25 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van
27 december 2012, 12/177 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F. Westenberg, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd heeft het Uwv nadere stukken ingebracht, waarop namens appellant is gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2014. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Westenberg. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
W.H.M. Visser.

OVERWEGINGEN

1.1. Appellant was werkzaam als schoonmaker voor 40 uur per week. Voor deze werkzaamheden heeft appellant zich ziek gemeld, waarna hij, in verband met het eindigen van zijn dienstverband, met ingang van 5 december 2009 in aanmerking is gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Bij besluit van 29 juni 2010 heeft het Uwv deze ZW-uitkering beëindigd met ingang van 9 augustus 2010.
1.2. Appellant is vervolgens in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) voor de periode van 9 augustus 2010 tot 8 april 2011.
1.3. Op 30 mei 2011 heeft appellant zich met ingang van 22 oktober 2010 ziek gemeld, waarop het Uwv hem op voorschotbasis een ZW-uitkering heeft toegekend.
1.4. Bij besluit van 19 december 2011 heeft het Uwv vastgesteld dat appellant met ingang van 22 oktober 2010 geen recht heeft op een ZW-uitkering. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij besluit van 17 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar een rapport van een bezwaarverzekeringsarts heeft het Uwv geen aanleiding gezien om appellant op of na 22 oktober 2010 als arbeidsongeschikt in de zin van de ZW aan te merken.
2.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep nog van belang, het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit op een deugdelijke medische grondslag en heeft het Uwv appellant terecht met ingang van
22 oktober 2010 geen ZW-uitkering toegekend.
3.1.
Ter zitting heeft appellant zijn gronden in hoger beroep beperkt tot de overwegingen van de rechtbank over het bestreden besluit. Volgens appellant heeft de rechtbank onvoldoende en ook een onjuiste betekenis gehecht aan het feit dat ten aanzien van appellant een GAF-score was vastgesteld van 40. Het standpunt van een bezwaarverzekeringsarts, zoals weergegeven in de uitspraak van de Raad van 30 november 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BU6601) dat een lage GAF-score niet automatisch een ernstige diagnose en beperkingen inhoudt, omdat de GAF-score ook niet medische ingrediënten zou bevatten, is volgens appellant onjuist.
Niet-medische factoren mogen juist niet meegenomen worden bij het bepalen van de
GAF-score. Volgens appellant staat vast dat hij met een GAF-score van 40 ernstige beperkingen ondervindt in het sociaal functioneren als gevolg van psychische klachten en dat hij als gevolg van deze psychische klachten niet in staat is zijn arbeid te verrichten.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In hoger beroep is alleen aan de orde of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het Uwv appellant op juiste gronden een ZW-uitkering heeft ontzegd met ingang van
22 oktober 2010 en in dat verband of in voldoende mate rekening is gehouden met de psychische gesteldheid van appellant.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit en de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid, worden onderschreven. Ook in hoger beroep heeft appellant zijn stelling, dat zijn belastbaarheid is overschat, niet met nieuwe medische gegevens toegelicht. Hierin kan dan ook geen aanleiding zijn gelegen voor een ander oordeel. Hieraan wordt nog het volgende toegevoegd.
4.3.
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen dient een GAF-score als indicatie bij het beoordelen van het verloop van een medische behandeling en niet ter vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de arbeidsongeschiktheidswetten. Ingevolge artikel 19 van de ZW is hiervoor maatgevend of de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg is van ziekte of gebreken. Uit de brief van 5 juli 2011 blijkt dat, hoewel aanvankelijk werd gedacht aan een psychotische stoornis, nader psychiatrisch onderzoek heeft uitgewezen dat er bij appellant sprake is van een depressie, matig. De “mogelijk psychotisch aandoende waarnemingen” worden in deze brief als cultureel bepaald gezien. Mede op grond van deze waarnemingen is de GAF-score van 40 vastgesteld. Zoals de Raad ook in de door appellant genoemde uitspraak heeft geoordeeld, zijn culturele aspecten geen argument om meer of minder beperkingen aan te nemen. Tegen deze achtergrond, en bij gebreke aan nadere medische informatie, betekent een GAF-score van 40 niet dat appellant ongeschikt is om zijn arbeid te verrichtten. Voor het inschakelen van een deskundige bestaat dan ook geen aanleiding.
4.4.
Gelet op hetgeen onder 4.1 tot en met 4.3 is overwogen, slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd voor zover aangevochten.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en H.G. Rottier en
C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) G.J. van Gendt

QH