Uitspraak
15 november 2012, 11/1249 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
19 maart 2010 opnieuw schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim door zijn agressieve gedrag. Daarom heeft [naam bedrijf] aan het college verzocht om appellant onvoorwaardelijk ontslag te verlenen.
oud-collega’s van appellant over het voorval op 19 maart 2010 overgelegd. Volgens de rechtbank volgt uit deze verklaringen dat appellant zich op 19 maart 2010 agressief heeft gedragen tegenover twee burgers. Het Uwv heeft naar het oordeel van de rechtbank op deze verklaringen mogen afgaan zonder de getuigen zelf te horen. Het Uwv heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat dit gedrag van appellant als een dringende reden voor ontslag kan worden aangemerkt en dat appellant verwijtbaar werkloos is geworden.
28 februari 2013. De Raad is in die uitspraak tot de conclusie gekomen dat voldoende aannemelijk is geworden dat appellant zich op 19 maart 2010 naar een burger toe agressief heeft gedragen. Er bestaat geen aanleiding thans anders te oordelen. Het Uwv heeft terecht geconcludeerd dat deze gedraging, gelet op de eerdere agressieve gedragingen van appellant, een objectieve dringende reden voor ontslag vormt, waarvan appellant een verwijt valt te maken. Daarbij is van belang dat aan appellant in augustus 2009 een maatregel is opgelegd wegens agressief gedrag en dat appellant meerdere keren is gewaarschuwd wegens zijn gedrag. Ook is met appellant herhaaldelijk afgesproken dat hij een agressietraining zou volgen, wat appellant niet heeft gedaan.
BESLISSING
C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2014.