Uitspraak
Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.P.M. Schenkels en M. Bochalatti. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.V. van Ophem, advocaat, en
OVERWEGINGEN
BESLISSING
griffierecht;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. De centrale vraag is of de Staatssecretaris bevoegd was om bedragen terug te vorderen van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden, die betrekking hebben op de uitvoering van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de vergoedingsjaren 2007 en 2008. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de terugvordering onrechtmatig was, omdat de uitvoeringspraktijk van het college niet meer werd geaccepteerd na 22 juni 2005, en dat de Staatssecretaris de onzekerheid over de rechtmatige besteding van de voorschotten had moeten accepteren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank terecht het oordeel van de Raad in een eerdere uitspraak van 6 juli 2010 als uitgangspunt heeft genomen. De Raad stelt vast dat de uitvoeringspraktijk van het college, waarbij verantwoording pas in het laatste contractjaar wordt afgelegd, niet meer geaccepteerd kon worden na de verzamelbrief van juni 2005. De Raad concludeert dat de Staatssecretaris niet bevoegd was om tot terugvordering over te gaan voor de bedragen die in de jaren 2006 en 2007 zijn uitgegeven, omdat de onzekerheid over de rechtmatige besteding van deze voorschotten door het college was gecreëerd.
De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, verklaart het beroep van de Staatssecretaris gegrond en draagt hem op opnieuw te beslissen op de bezwaren van het college. Tevens wordt de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het college in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep op 24 juni 2014.