ECLI:NL:CRVB:2014:213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Brand
- I.M.J. Hilhorst-Hagen
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag tot maatschappelijke opvang voor vreemdelingen met kinderen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, een moeder en haar twee minderjarige kinderen, hadden een aanvraag ingediend voor maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat de appellanten zich niet hadden gemeld in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) te Gilze, waar zij volgens een opgelegde maatregel dienden te verblijven.
De Raad heeft vastgesteld dat appellanten ten tijde van de aanvraag geen recht hadden op maatschappelijke opvang, omdat zij als vreemdelingen onder de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) vielen en er geen geobjectiveerde noodzaak was om niet in de VBL te verblijven. De Raad oordeelde dat het college niet verplicht was om appellanten op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) opvang te bieden. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, die het bezwaar van appellanten tegen de afwijzing van hun aanvraag kennelijk ongegrond had verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van vreemdelingen in Nederland en de voorwaarden waaronder maatschappelijke opvang kan worden verleend. De Raad concludeerde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat er geen reden was om het college te verplichten tot het bieden van opvang aan appellanten, gezien de omstandigheden van de zaak en de geldende wetgeving.