ECLI:NL:CRVB:2014:2129

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juni 2014
Publicatiedatum
23 juni 2014
Zaaknummer
11-3222 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor eigen werk na rugklachten

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die op 5 november 2009 uitviel vanwege rugklachten. Appellante was werkzaam voor 17 uur per week en haar dienstverband eindigde op 31 december 2009. Na afloop van haar dienstverband ontving zij een ZW-uitkering, die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op 12 juli 2010 werd beëindigd, omdat zij weer geschikt werd geacht voor haar eigen werk. Appellante ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Alkmaar verklaarde haar beroep op 19 mei 2011 ongegrond.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat, onderbouwd met informatie van haar behandelend gynaecoloog. De Centrale Raad van Beroep heeft deskundigen ingeschakeld, waaronder orthopedisch chirurg A.M.E. Giesberts en gynaecoloog dr. J.P. Lips, die beiden rapporten hebben uitgebracht. Giesberts concludeerde dat er op 19 juli 2010 geen beperkingen waren, terwijl Lips aangaf dat er wel beperkingen waren als gevolg van een uterus myomatosus, maar dat appellante in staat was haar eigen werk te verrichten.

De Raad oordeelde dat de deskundigenrapporten zorgvuldig en consistent waren en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen van het Uwv. De rechtbank had de aangevallen uitspraak terecht bevestigd, en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

11/3222 ZW
Datum uitspraak: 18 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 mei 2011, 10/2287 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft P.J. Reeser hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door Reeser. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. C. Roele.
Na de behandeling van de zaak ter zitting is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest en is het onderzoek heropend. De Raad heeft orthopedisch chirurg A.M.E. Giesberts als deskundige benoemd. Deze heeft op 21 augustus 2013 rapport uitgebracht. Vervolgens heeft de Raad gynaecoloog dr. J.P. Lips als deskundige benoemd. Deze heeft op
18 februari 2014 rapport uitgebracht.
Appellante en het Uwv hebben hun zienswijzen op de rapporten naar voren gebracht.
Met toestemming van partijen is een nadere zitting achterwege gelaten, waarna de Raad het onderzoek heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.
Appellante was werkzaam als [naam functie]voor 17 uur per week toen zij op 5 november 2009 vanwege rugklachten voor dat werk is uitgevallen. Het dienstverband tussen appellante en de werkgever is op 31 december 2009 geëindigd. Appellante is aansluitend een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Bij besluit van 12 juli 2010 heeft het Uwv de
ZW-uitkering met ingang van 19 juli 2010 beëindigd, omdat appellante weer geschikt werd geacht om haar werk te doen. Bij besluit van 24 augustus 2010 (bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 12 juli 2010 ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen reden gezien om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het onderzoek van de artsen van het Uwv. De rechtbank heeft in hetgeen appellante heeft aangevoerd geen aanleiding gezien om de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv voor onjuist te houden.
3.1.
In hoger beroep heeft appellante haar standpunt herhaald dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij verwezen naar informatie van de behandelend gynaecoloog.
3.2.
Het Uwv heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4.
Deskundige Giesberts heeft in haar rapport van 21 augustus 2013 op grond van het door haar ingestelde onderzoek geconcludeerd dat op orthopedisch terrein op 19 juli 2010 geen sprake was van beperkingen op medische gronden. Zij heeft geadviseerd appellante door een deskundige op het gebied van de gynaecologie te laten beoordelen. In zijn rapport van
18 februari 2014 heeft deskundige Lips op grond van het door hem ingestelde onderzoek geconcludeerd dat bij appellante op 19 juli 2010 sprake was van beperkingen als gevolg van een uterus myomatosus. Volgens deze deskundige was appellante op 19 juli 2010 in staat het eigen werk van [naam functie]te verrichten.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. De uitgebrachte deskundigenrapporten geven blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn inzichtelijk en consistent. Ook anderszins zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven de rapporten niet te volgen.
5.2.
Gelet op de onder 4 weergegeven conclusies van de deskundigen worden de bevindingen van de (bezwaar)verzekeringsartsen door de deskundigen bevestigd. Er is daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv over de beëindiging van ziekengeld. Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven.
5.3.
Uit de overwegingen onder 5.1 en 5.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6.Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en B.M. van Dun en M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2014.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) P. Boer
IvR