In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, vertegenwoordigd door R. van den Berg, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Zorgkantoor Menzis, dat zijn persoonsgebonden budget (pgb) over 2011 lager had vastgesteld. Het Zorgkantoor had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens niet-ontvankelijk verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van de appellant, dat op 14 juni 2012 was gedateerd, pas op 6 september 2012 door het Zorgkantoor was ontvangen. De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, omdat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden. De Raad verwees naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en concludeerde dat de appellant zelf verantwoordelijk was voor het indienen van het bezwaarschrift, ook al was hij bijgestaan door een gemachtigde.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van zowel de appellant als zijn gemachtigde in het bestuursrechtelijke proces.