ECLI:NL:CRVB:2014:2108

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2014
Publicatiedatum
20 juni 2014
Zaaknummer
14-545 WW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van mr. C.C.W. Lange in hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. C.C.W. Lange, gedaan door een verzoeker in een hoger beroep tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het wrakingsverzoek volgde op een mededeling van de Raad op 2 juni 2014, waarin werd aangegeven dat er op dat moment geen mogelijkheden waren om het verzoek om onderzoek in te willigen. De verzoeker stelde dat de afwijzing van zijn verzoeken om onderzoek een boycot van waarheidsvinding impliceert en dat mr. Lange vooringenomen zou zijn. De Raad oordeelde dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen, tenzij er sprake is van vooringenomenheid van de rechter. In dit geval was er geen bewijs van vooringenomenheid, waardoor het verzoek om wraking werd afgewezen. De Raad concludeerde verder dat de verzoeker misbruik maakte van de mogelijkheid om wrakingsverzoeken in te dienen, en bepaalde dat een volgend verzoek om wraking in dit hoger beroep niet in behandeling zou worden genomen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E.J.M. Heijs als voorzitter en J. Brand en B.J. van de Griend als leden, in aanwezigheid van griffier C.E.M. van Paddenburgh.

Uitspraak

14/545 WW-W
Datum uitspraak: 20 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Namens verzoeker heeft H. van den Noort hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 23 januari 2014, 13/211, in het geding tussen verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Bij brief van 14 mei 2014 is verzoeker geïnformeerd dat zijn hoger beroep op 25 juni 2014 ter zitting zal worden behandeld.
Bij brieven van 16 mei 2014, 20 mei 2014 en 26 mei 2014 heeft verzoeker de Raad onder meer verzocht om een onderzoek dat duidelijk zal maken dat geen sprake is van besluiten maar van strafbare feiten en een onderzoek naar misbruik van het bestuursrecht. Volgens verzoeker moeten de betrokken overheden strafrechtelijk worden vervolgd.
Naar aanleiding van de brieven van 16 mei 2014, 20 mei 2014 en 26 mei 2014 heeft de griffier van de Raad verzoekers gemachtigde bij brief van 2 juni 2014 bericht dat de Raad op dat moment geen mogelijkheden ziet voor inwilliging van het verzoek om onderzoek en dat hij ter zitting in de gelegenheid zal worden gesteld het verzoek nader toe te lichten.
In reactie hierop heeft verzoeker bij brief van 3 juni 2014 verzocht om wraking van de behandelend rechter mr. C.C.W. Lange.
Mr. Lange heeft schriftelijk meegedeeld dat zij niet in de wraking berust.
Bij brief van 11 juni 2014 heeft verzoeker de wrakingskamer gewraakt.
Het verzoek om wraking van de wrakingskamer is ter zitting van 16 juni 2014 aan de orde gesteld. De behandeling van de wraking van mr. Lange heeft eveneens plaatsgevonden op 16 juni 2014. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Mr. Lange is, zoals aangekondigd, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
In aanmerking genomen dat de bezwaren van verzoeker, zoals die zijn weergegeven in de brief van 11 juni 2014, gelden voor elke wrakingskamer van de Raad, in welke samenstelling dan ook, kan het verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer niet anders worden uitgelegd dan dat alle leden van de Raad worden gewraakt. Dit verzoek om wraking van de leden van de wrakingskamer wordt buiten behandeling gelaten, omdat slechts dan het verzoek om wraking van mr. Lange door de Raad kan worden behandeld.
2.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.
Verzoeker heeft aan het verzoek om wraking van mr. Lange ten grondslag gelegd dat het afwijzen van de verzoeken om onderzoek een boycot van waarheidsvinding impliceert en een goede eerlijke rechtsgang belet. Verzoeker leidt uit de brief van 2 juni 2014 af dat mr. Lange niet in de feiten en omstandigheden is geïnteresseerd. Mr. Lange zou niet alleen vooringenomen zijn, maar ook aangesloten zijn bij ‘de corrupte kliek’ waarin al diverse leden van de Raad zijn vertegenwoordigd.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.
Het wrakingsverzoek heeft betrekking op de mededeling van 2 juni 2014 dat de Raad op dat moment geen mogelijkheden zag voor inwilliging van het verzoek om een onderzoek. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van 18 april 2011, ECLI:NL:CRVB:BQ2072) dat wraking niet is bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen. Deze beslissingen kunnen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als daaruit blijkt van vooringenomenheid van de rechter die de beslissingen heeft genomen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het verzoek om wraking moet daarom worden afgewezen.
6.
Verzoeker heeft in zijn brief van 28 januari 2014 al gewaarschuwd voor het indienen van een wrakingsverzoek indien de zaak zou worden behandeld door één van de door hem met naam genoemde raadsheren. Vervolgens heeft hij in zijn brieven van 16 mei 2014, 20 mei 2014 en 26 mei 2014 aangekondigd dat hij - als zijn verzoek om onderzoek zou worden afgewezen - een wrakingsverzoek zou indienen. Gelet hierop en op de door verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegde argumenten, wordt geconcludeerd dat verzoeker misbruik maakt van de mogelijkheid wrakingsverzoeken in te dienen. Gelet op het bepaalde in artikel 8:18, vierde lid, van de Awb zal worden bepaald dat een volgend verzoek van verzoeker om wraking in dit hoger beroep niet in behandeling wordt genomen.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bepaalt dat het verzoek om wraking van de wrakingskamer niet in behandeling wordt
genomen;
- wijst het verzoek om wraking van mr. Lange af;
- bepaalt dat een volgend verzoek om wraking in dit hoger beroep niet in behandeling wordt
genomen.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en J. Brand en B.J. van de Griend als leden, in tegenwoordigheid van C.E.M. van Paddenburgh als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2014.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) C.E.M. van Paddenburgh

HD