Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 17 juni 2014, wordt de zaak behandeld van appellanten die bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had hen bijstandsuitkeringen verstrekt, maar trok deze in op basis van de veronderstelling dat appellanten onroerende zaken in Marokko bezaten en hun inlichtingenverplichting hadden geschonden door dit niet te melden. De Raad oordeelt dat de Svb niet voldoende heeft aangetoond dat appellanten eigenaar waren van de woning in de gemeente [naam gemeente 2]. De Svb had geen deugdelijke motivering en zorgvuldigheid in acht genomen bij het bestreden besluit, waardoor het besluit vernietigd wordt. De Raad draagt de Svb op om nader onderzoek te doen naar de eigendom van de woning in [naam gemeente 2] en de woning in de gemeente [naam gemeente 1], evenals de ontvangen erfenis. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig te werk te gaan bij het vaststellen van feiten die van invloed zijn op het recht op bijstand. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit kunnen niet in stand worden gelaten, en de Svb moet binnen drie maanden het gebrek in het besluit herstellen.