ECLI:NL:CRVB:2014:2030

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2014
Publicatiedatum
13 juni 2014
Zaaknummer
13-4486 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van persoonsgebonden budget voor zorg in Spanje wegens gebrek aan procesbelang

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, een in Spanje woonachtige persoon, had verzocht om een persoonsgebonden budget (pgb) voor zorg die hij in Spanje had ontvangen. Dit verzoek was eerder door het Zorgkantoor afgewezen, omdat appellant niet woonachtig was in Nederland en derhalve niet tot de kring van verzekerden voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) behoorde.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant in de periode van 1 mei 2010 tot en met 31 december 2011 weliswaar aanspraak had op medische zorg in Nederland, maar dat de zorg die hij in Spanje ontving niet onder de AWBZ valt. De Raad heeft verder overwogen dat appellant geen procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij met zijn verzoek geen financieel voordeel kan behalen. De kosten voor de zorg in Spanje zijn immers al door de Spaanse zorgverzekeraar vergoed.

De Raad heeft geconcludeerd dat de wens van appellant om een principiële uitspraak te krijgen over de toekenning van een pgb voor zorg in het buitenland niet voldoende is om procesbelang aan te nemen. Daarom werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van woonplaats en verzekeringsstatus in de context van de AWBZ en de voorwaarden voor het verkrijgen van een pgb.

Uitspraak

13/4486 AWBZ
Datum uitspraak: 4 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van
31 juli 2013, 11/3220 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Spanje) (appellant)
Univé-VGZ-IZA-Trias Zorgkantoren (Zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft nadere stukken ingediend. Het Zorgkantoor heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2014 waar appellant is verschenen. Het Zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H.M. van Rijn.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren [in] 1940, is vanaf 10 april 1997 woonachtig in Spanje. In de periode van 1 mei 2010 tot en met 31 december 2011 beschikte appellant over een aan Europese wetgeving ontleende verklaring aanspraak op medische zorg in Nederland.
1.2.
Appellant is in maart 2011 in Nederland geopereerd. Aansluitend heeft revalidatie plaatsgevonden in verzorgingshuis de Sparrenheide in Driebergen. In verband hiermee heeft de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) appellant op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor de periode van 17 maart 2011 tot en met
16 september 2011 geïndiceerd voor een Zorgzwaartepakket VV09.
1.3.
Op enig moment heeft appellant zijn revalidatie voortgezet in een ziekenhuis in [woonplaats] te Spanje en heeft hij bij brief van 28 april 2011 verzocht om de door CIZ geïndiceerde zorg toe te kennen in de vorm van verlening van een persoonsgebonden budget (pgb). Bij besluit van 10 mei 2011 heeft het Zorgkantoor dit verzoek afgewezen.
1.4.
Bij besluit van 1 september 2011 (bestreden besluit) heeft het Zorgkantoor het tegen het besluit van 10 mei 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij heeft het Zorgkantoor zich onder meer op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk is om aan appellant een pgb voor zorg in Spanje te verlenen, omdat appellant niet woonachtig is in Nederland.
2.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat appellant niet behoort tot de kring van verzekerden voor de AWBZ. Daar komt bij dat appellant niet in de regio van enig zorgkantoor woont, dat appellant - uitgaande van de gemeentelijke basisadministratie - in Nederland niet beschikt over een woonadres en dat het ook om die reden niet mogelijk is om aan appellant een pgb te verlenen.
3.
In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Appellant voert aan dat aan hem een pgb moet worden verleend, omdat hij in Spanje kosten heeft gemaakt door het inschakelen van de thuiszorgorganisatie Home Care +. Appellant heeft tijdens zijn revalidatie gemiddeld 20 uur per week gebruik gemaakt van de diensten van deze organisatie, bestaande uit vervoer naar het ziekenhuis en de dokter, huishoudelijk werk en het halen en brengen van boodschappen, post en medicijnen.
4.
De Raad overweegt als volgt.
4.1.
Eerst dient de vraag te worden beantwoord of appellant nog voldoende procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is hiervan sprake als het resultaat dat de indiener van het (hoger)beroepschrift met het indienen van het (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een uitsluitend formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
4.2.
Bij de beantwoording van de onder 4.1 geformuleerde vraag acht de Raad van belang dat de door Home Care + aan appellant geleverde zorg, geen AWBZ-zorg betreft die ten laste van een pgb kan worden gebracht. Verder acht de Raad van belang dat appellant ter zitting bij de Raad heeft bevestigd dat alle overige in verband met zijn revalidatie in Spanje gemaakte medische kosten reeds door zijn Spaanse zorgverzekeraar zijn vergoed. Gelet hierop kan appellant met zijn hoger beroep niet in een - financieel - gunstiger positie komen te verkeren. Niet valt in te zien welk resultaat appellant met het hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak nog kan bereiken. De enkele wens van appellant om ten behoeve van het algemene belang (van gepensioneerden in Spanje) een (principiële) uitspraak te krijgen, acht de Raad geen rechtens te honoreren procesbelang.
4.3.
Nu appellant geen procesbelang in de hiervoor omschreven zin heeft, wordt het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard.
5.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male als voorzitter en A.J. Schaap en D.S. de Vries als leden, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2014.
(getekend) R.M. van Male
(getekend) E. Heemsbergen

TM