In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De appellant, die bijstand ontving op grond van de Wet werk en bijstand (WWB), had een overeenkomst gesloten met de Stichting Rentree Werkt, die jongeren en langdurig werklozen in dienst neemt en detacheert. De gemeente had Rentree Werkt aangewezen als rechtspersoon in het kader van de WWB. De appellant stelde dat hij recht had op een Ziektewet (ZW) uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze uitkering ingetrokken en teruggevorderd, omdat zij van mening waren dat er geen privaatrechtelijke dienstbetrekking bestond tussen appellant en Rentree Werkt.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat er wel degelijk sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen appellant en Rentree Werkt, en dat appellant als werknemer in de zin van de ZW moest worden aangemerkt. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Het Uwv werd opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de Raad. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 1.948,- bedroegen.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke uitvoering van overeenkomsten en de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, waarbij niet alleen de schriftelijke afspraken, maar ook de werkelijke omstandigheden van belang zijn.