ECLI:NL:CRVB:2014:2

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
12-6034 AW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van behandelend rechters in hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de behandelend rechters, ingediend door verzoeker in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Verzoeker had het verzoek om wraking ingediend op basis van de stelling dat het proces-verbaal van de zitting op 19 september 2013 een onvolledige en eenzijdige weergave van het verhandelde bevatte. Hij voerde aan dat hij geen eerlijk proces had gehad, omdat de rechters geen getuigen hadden opgeroepen die hij had voorgesteld en omdat een door hem ingediende geluidsopname niet was beluisterd. De Centrale Raad overwoog dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en dat de enkele omstandigheid dat verzoeker meende dat het proces-verbaal niet volledig was, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechters. De Raad benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Aangezien verzoeker niet had aangetoond dat hij niet de gelegenheid had gehad om zijn standpunt uiteen te zetten, werd het verzoek om wraking afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter J. Brand en de leden M. Greebe en W.H. Bel, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt.

Uitspraak

12/6034 AW-W
Datum uitspraak: 3 januari 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van
5 oktober 2012, 12/953 en 12/1423, in het geding tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 19 september 2013.
Bij brief van 28 oktober 2013 heeft verzoeker verzocht om wraking van de behandelend rechters, R.C. Kooper, J.N.A. Bootsma en C.H. Bangma.
De behandelend rechters hebben schriftelijk medegedeeld dat zij niet in de wraking berusten, waarop van de zijde van verzoeker is gereageerd bij brief van 28 november 2013.
Verzoeker en de behandelend rechters zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting op 9 december 2013. Verzoeker en behandelend rechter Kooper hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. De behandelend rechters Bootsma en Bangma zijn, zoals was aangekondigd, niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 8:15 van de Awb is de ratio van het instituut van wraking gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid.
2.
Verzoeker heeft aan het verzoek om wraking van de behandelend rechters ten grondslag gelegd dat het proces-verbaal van de zitting van 19 september 2013 een te eenzijdige en voor verzoeker te negatief gekleurde weergave van het op zitting besprokene bevat. Voorts meent verzoeker geen eerlijk proces te hebben gehad omdat de behandelend rechters door verzoeker genoemde personen niet als getuige hebben opgeroepen voor de zitting van
19 september 2013. Ook meent verzoeker dat de behandelend rechters ten onrechte een door hem ingezonden compact disk met geluidsopnamen niet hebben beluisterd.
3.1.
Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt. Bij een beoordeling van een beroep op het ontbreken van de onpartijdigheid van de rechter dient voorts het uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing vormt voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is
(zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 21 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9141).
3.2.
Artikel 8:61, vijfde lid, van de Awb bepaalt dat het proces-verbaal een vermelding inhoudt van hetgeen op de zitting met betrekking tot de zaak is voorgevallen. Een
proces-verbaal is echter geen woordelijke weergave van het verhandelde ter zitting, het dient het verhandelde ter zitting op hoofdlijnen weer te geven. Het enkele feit dat, naar verzoeker stelt, het proces-verbaal een onvolledige weergave bevat van het op zitting besprokene maakt niet dat er sprake is van een zwaarwegende aanwijzing voor het oordeel dat de behandelend rechters jegens verzoeker vooringenomen zijn. Dit te minder nu gesteld noch gebleken is dat verzoeker niet ten volle de gelegenheid heeft gehad zijn standpunt over het geschil met het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen uiteen te zetten op de zitting van
19 september 2013. De ondertekening van het proces-verbaal door de voorzitter van de meervoudige kamer betreft geen op zijn persoon betrekking hebbende omstandigheid die aanleiding kan vormen om het verzoek om wraking toe te wijzen.
3.3.
Het al dan niet gebruik maken van de bevoegdheid getuigen op te roepen betreft een zogeheten procedurele beslissing. Het gaat hier om een procedurele beslissing van de drie behandelend rechters gezamenlijk. Naar vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld CRvB 17 maart 2011, ECLI:NL:CRBVB:2011:BP8906) is wraking niet bedoeld als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en kunnen deze beslissingen slechts leiden tot toewijzing van een wrakingsverzoek als uit de procedurele beslissing blijkt van vooringenomenheid van de rechters die deze beslissing hebben genomen. Daarvan is bij procedurele beslissingen van een meervoudige kamer in het algemeen geen sprake en dat is hier niet anders. De enkele omstandigheid dat de behandelend rechters geen gehoor hebben gegeven aan het verzoek om getuigen op te roepen vormt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat zij met betrekking tot de beoordeling van het hoger beroep ten opzichte van verzoeker vooringenomen zijn dan wel dat de bij verzoeker bestaande vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Wat onder 3.3 is overwogen geldt in gelijke mate voor wat verzoeker heeft aangevoerd met betrekking tot het niet beluisteren van de door hem ingezonden compact disk.
3.5.
Uit 3.2 tot en met 3.4 volgt dat het verzoek om wraking moet worden afgewezen.
3.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand als voorzitter en M. Greebe en W.H. Bel als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 januari 2014.
(getekend) J. Brand
(getekend) G.J. van Gendt
JvC