ECLI:NL:CRVB:2014:2
Centrale Raad van Beroep
Afwijzing verzoek om wraking van behandelend rechters in hoger beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 januari 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de behandelend rechters, ingediend door verzoeker in het kader van een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem. Verzoeker had het verzoek om wraking ingediend op basis van de stelling dat het proces-verbaal van de zitting op 19 september 2013 een onvolledige en eenzijdige weergave van het verhandelde bevatte. Hij voerde aan dat hij geen eerlijk proces had gehad, omdat de rechters geen getuigen hadden opgeroepen die hij had voorgesteld en omdat een door hem ingediende geluidsopname niet was beluisterd. De Centrale Raad overwoog dat wraking niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen procedurele beslissingen en dat de enkele omstandigheid dat verzoeker meende dat het proces-verbaal niet volledig was, niet voldoende was om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid van de rechters. De Raad benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. Aangezien verzoeker niet had aangetoond dat hij niet de gelegenheid had gehad om zijn standpunt uiteen te zetten, werd het verzoek om wraking afgewezen. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter J. Brand en de leden M. Greebe en W.H. Bel, in aanwezigheid van griffier G.J. van Gendt.