ECLI:NL:CRVB:2014:1974
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet voldoen aan inlichtingenverplichting en gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking en terugvordering van bijstand aan betrokkene, die sinds 26 juni 2007 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen had het vermoeden dat betrokkene samenwoonde met een vriend en werkzaamheden als kapster verrichtte zonder dit te melden. Na een onderzoek, dat onder andere huisbezoeken en gesprekken met betrokkene omvatte, concludeerde het college dat betrokkene de inlichtingenverplichting had geschonden en dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding met haar vriend, wat leidde tot de intrekking van de bijstand en terugvordering van eerder verstrekte bedragen.
Betrokkene ging in beroep tegen de besluiten van het college, maar de rechtbank verklaarde haar beroep ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld. De Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van het college dat betrokkene en haar vriend een gezamenlijke huishouding voerden. De Raad benadrukte dat het college de bewijslast had om aan te tonen dat aan de voorwaarden voor intrekking van de bijstand was voldaan. De Raad concludeerde dat er geen sprake was van wederzijdse zorg tussen betrokkene en haar vriend, en dat de intrekking van de bijstand niet gerechtvaardigd was.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat het college in de proceskosten van betrokkene moest worden veroordeeld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 juni 2014.