ECLI:NL:CRVB:2014:197
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens onduidelijkheid over onroerend goed in Turkije
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking en terugvordering van bijstand van appellante, die sinds 1995 bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo had de bijstand van appellante ingetrokken, omdat zij niet had gemeld dat zij mede-eigenaar was van een woning in Turkije, die van haar overleden ouders was geweest. De Raad heeft vastgesteld dat appellante niet voldoende informatie heeft verstrekt over haar aanspraken op onroerend goed en de verdeling van de nalatenschap. De Raad oordeelde dat de gegevens die appellante had overgelegd niet eenduidig waren en in tegenspraak met haar eigen verklaringen. Hierdoor kon het recht op bijstand niet worden vastgesteld.
De Raad heeft ook overwogen dat appellante in eerdere procedures geen nieuwe feiten of relevante wijzigingen in omstandigheden had aangetoond die haar recht op bijstand zouden kunnen onderbouwen. De intrekking van de bijstand en de terugvordering van de gemaakte kosten zijn daarom terecht door het college opgelegd. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij aan haar inlichtingenverplichting heeft voldaan en dat er geen alternatieve inkomstenbron is, maar de Raad heeft deze argumenten verworpen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die de beroepen van appellante tegen de bestreden besluiten ongegrond had verklaard.
De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en het voldoen aan de inlichtingenverplichting bij het aanvragen van bijstand. De Raad heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken en de kosten terug te vorderen, omdat appellante niet had aangetoond dat zij recht had op bijstand in de periode van 6 januari 2011 tot en met 31 oktober 2011.