ECLI:NL:CRVB:2014:1929

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
12-4704 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juni 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de weigering van zijn Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant was van mening dat hij arbeidsongeschikt was, maar het Uwv had vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had zijn uitkering op grond van de Ziektewet geweigerd. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de juistheid van de beoordeling te twijfelen.

In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij onverminderd arbeidsongeschikt was en heeft hij een rapport van psychiater dr. R. Goekoop overgelegd. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was. De Raad heeft vastgesteld dat de door de appellant overgelegde medische informatie geen aanleiding gaf voor een ander oordeel. De Raad heeft ook opgemerkt dat de appellant zich opnieuw had gemeld in verband met ernstige depressieve klachten, maar dat de depressie ten tijde van het onderzoek door de verzekeringsarts minder diep was.

De Raad heeft geconcludeerd dat er geen reden is om te twijfelen aan de psychische belastbaarheid van de appellant en zijn geschiktheid om de voorgehouden functies te vervullen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van de appellant afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

12/4704 ZW
Datum uitspraak: 11 juni 2014
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 juli 2012, 12/1394 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant]te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2014. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.C. van Beek.

OVERWEGINGEN

1.1. Met ingang van 25 februari 2010 is appellant een uitkering ingevolge
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd. Het Uwv heeft appellant voor minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
1.2. Appellant heeft zich met ingang van 25 februari 2011, vanuit de situatie dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld wegens psychische klachten. Aan appellant is een uitkering toegekend op grond van de Ziektewet. Een verzekeringsarts van het Uwv heeft na onderzoek van appellant de conclusie getrokken dat appellant per 23 november 2011 niet ongeschikt tot werken is. Bij besluit van 22 november 2011 is appellant verder ziekengeld geweigerd. Bij besluit van 9 januari 2012
(bestreden besluit) is het bezwaar tegen het besluit van 22 november 2011 ongegrond verklaard.
2.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig te achten en heeft verder in aanmerking genomen dat appellant geen nadere medische informatie heeft ingebracht op grond waarvan zou moeten worden getwijfeld aan de juistheid van de beoordeling van het Uwv.
3.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij op en na 23 november 2011 onverminderd arbeidsongeschikt is. Appellant heeft een rapport van psychiater
dr. R. Goekoop van 14 augustus 2012 ingezonden.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Voor het toepasselijke wettelijk kader wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak.
4.2.
Het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen worden onderschreven. Het door het Uwv verrichte medisch onderzoek is zorgvuldig geweest.
4.3.
De door appellant in hoger beroep overgelegde medische informatie geeft geen aanleiding voor een ander oordeel.
4.4.
Uit het rapport van psychiater Goekoop van 14 augustus 2012 blijkt dat appellant zich op 21 februari 2011 opnieuw heeft gemeld in verband met ernstige depressieve klachten. Appellant reageerde redelijk op de medicatie maar de depressieve klachten bleven bestaan, waarna gesprekken met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige volgden.
4.5.
Het Uwv heeft verwezen naar een reactie op het rapport van de psychiater van de bezwaarverzekeringsarts van 25 september 2012, waarin is opgemerkt dat ook uit de eerdere rapporten van de (bezwaar)verzekeringsartsen is gebleken dat appellant een terugval heeft gehad, maar ook dat de depressie ten tijde van het onderzoek door de verzekeringsarts op
22 november 2011 weer minder diep was.
4.6.
Gelet op deze toelichting bestaat er geen reden voor twijfel aan de juistheid van de vastgestelde psychische belastbaarheid van appellant op de datum in geding
en zijn geschiktheid om (ten minste één van) de hem in het kader van de weigering van de Wet WIA-uitkering voorgehouden functies te vervullen.
4.7.
Uit de overwegingen 4.2 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en B.M. van Dun en
M. Greebe als leden, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2014.
(getekend) G.A.J. van den Hurk
(getekend) G.J. van Gendt
sg